Wat deze nieuwe hoogleraar Verloskundige Wetenschap wil veranderen
Een zwangere vrouw heeft van begin tot eind een vast team van zorgverleners nodig, vindt Ank de Jonge. Ze werd in december vorig jaar benoemd tot hoogleraar Verloskundige Wetenschap bij Amsterdam UMC. Een positie die ze aangrijpt om haar ideeën over deze ‘continuïteit van zorgverlener’ te onderbouwen. ‘Niet iedereen is al overtuigd.’
‘Zeer gedreven’, ‘uiterst genuanceerd’ en ‘iemand die voor haar zaak staat’. Zo beschrijven de mensen die nauw met Ank de Jonge (53) samenwerken haar. Ze is opgeleid als verloskundige in Engeland, en deed daarna nog een master in public health in Schotland. Ze kwam terug naar Nederland om hier als verloskundige te werken, zich verheugend op ons systeem dat nog de thuisbevalling kent. Ze promoveerde in 2008 op de invloed van de horizontale en verticale baringshouding, deed daarna nog veel onderzoek, bijvoorbeeld naar de thuisbevalling. In 2009 heeft ze met anderen de afdeling Midwifery Science (Verloskundige Wetenschap) in Amsterdam UMC opgezet, waarvan ze inmiddels ook het hoofd is. In december 2019 werd ze daar benoemd als hoogleraar Verloskundige Wetenschap. Haar oratie zou plaatsvinden op 4 juni, maar is vanwege de coronamaatregelen uitgesteld naar januari 2021.
Je werkt ook nog steeds als verloskundige in de praktijk. Wordt dat je niet te veel?
“Ik rust van de ene baan uit in de andere. Als ik druk ben geweest met moeilijke politieke of strategische dingen – niet mijn hobby – dan vind ik het heel fijn om een dagje spreekuur te doen of bij een bevalling te zitten. En als ik er weer een hele nacht uit ben geweest, dan denk ik: oh heerlijk, morgen mag ik gewoon achter de computer zitten. Bovendien merk ik dat wat ik doe als onderzoeker veel beter landt bij zorgverleners, omdat ze weten dat ik ook in de praktijk sta. Omgekeerd zijn er cliënten die het heel fijn vinden om met mij even alle cijfers door te akkeren. Het voedt elkaar enorm, maar dat is niet de reden dat ik het volhoud. Ik kan het simpelweg niet missen. Zo dichtbij mensen staan op zo’n belangrijk moment in hun leven, dat is heel verslavend.”
Je bent de eerste Nederlandse verloskundige op een gewone (dus geen bijzondere) leerstoel. Vond je dat niet veel te lang duren?
“Ik ben vooral blij dat het nu zo ver is. Het verloskundige systeem in Nederland is een voorbeeld voor de hele wereld. Maar op het vlak van de wetenschap lopen we helaas achter. Ik was in 2008 pas de achtste verloskundige die promoveerde. Inmiddels staat de teller op ruim veertig. Toen we eenmaal wilden, moesten we nog laten zien waarom verloskundig onderzoek zo belangrijk is. Ik zie mijn leerstoel als een bekroning op het werk van heel veel mensen.”
Waarom is verloskundig onderzoek zo belangrijk?
“Het onderzoek naar de geboortezorg wereldwijd is de laatste tientallen jaren met name gericht geweest op de kleine groep vrouwen en kinderen die complicaties ontwikkelen. Met succes, want die doen het nu veel beter, en krijgen veel betere zorg. Maar dit is wel gepaard gegaan met een enorme toename aan medische handelingen, veel kosten en verwaarlozing van die alledaagse zorg die alle vrouwen nodig hebben als ze een kind krijgen. Die zorg varieert, van zorgverlener tot zorgverlener, van land tot land, van regio tot regio, en is nu vooral gebaseerd op klinische ervaring, of traditie, of cultuur, zonder dat we echt weten wat werkt. Dát terrein zie ik als ons onderzoeksterrein; de meer preventieve, ondersteunende zorg. Dat is veelal nog onontgonnen terrein.”
Welk thema pak je als eerste aan?
“Ik vind dat we moeten gaan inzetten op continuïteit van zorgverlener. Dus dat een zwangere vrouw van begin tot eind een vast team van zorgverleners heeft. Als je een vrouw wilt helpen om zo goed mogelijk haar kind te krijgen, op een manier die bij haar past, moet je haar wel een beetje kennen. Dat geeft die vrouw heel veel rust. De verloskundige is de continue factor van begin tot eind. Die heeft een belangrijke rol in het ondersteunen van vrouwen in wat ze nodig hebben, en moet ook samenwerken met anderen, zoals gynaecologen, kinderartsen, psychologen, psychiaters en maatschappelijk werk. Het lastige is dat we in Nederland twee typen verloskundigen kennen. De één werkt in de wijk en begeleidt ongecompliceerde bevallingen van vrouwen thuis of in het ziekenhuis. Dat noemen we de eerste lijn. De ander werkt in het ziekenhuis en zorgt voor vrouwen die meer medische zorg nodig hebben. Dat is de tweede lijn. Een eerstelijns verloskundige begeleidt alleen vrouwen met een laag risico op complicaties. Dit betekent in de praktijk dat ze vrouwen overdraagt naar de tweede lijn als er risico’s of complicaties optreden. Ik ben in Engeland opgeleid, daar bevielen de meeste vrouwen in het ziekenhuis, maar als verloskundige bleef ik vrouwen altijd begeleiden, soms samen met een gynaecoloog. Ik wilde dolgraag in Nederland aan de slag als eerstelijns verloskundige, omdat wij de thuisbevalling kennen. Maar op het moment dat een vrouw het moeilijk krijgt, dan gooi je haar als het ware over de schutting. Dan mag een nieuw – voor haar onbekend – team het oplossen, terwijl die vrouw jou op dat moment het hardste nodig heeft. Want dat is toch de kern van ons vak: de relatie die je hebt met de zwangere vrouw. Ik vind het nog steeds heel moeilijk om dan weg te lopen. Ik vind dat wij één beroepsgroep zouden moeten zijn die alle vrouwen van begin tot eind begeleidt. In veel andere landen is dat al zo.”
Waarom is dat bij ons anders?
“Dit is historisch zo gegroeid. En niet iedereen is al overtuigd dat het anders moet. Er zijn eerstelijns verloskundigen die vinden dat als je de risicobevallingen erbij gaat doen, je te weinig expertise opbouwt in het begeleiden van vrouwen met een laag risico. Ze zijn bang dat ze die groep dan misschien met andere ogen gaan bekijken, waardoor ze meer gaan medicaliseren. In internationaal onderzoek zijn daar overigens geen aanwijzingen voor gevonden. Daarnaast zijn er tweedelijns verloskundigen die juist een uitdaging voor zichzelf zien in de medische kant. Die zitten er helemaal niet op te wachten om naast een vrouw te zitten en vooral ondersteunende zorg te verlenen. Dan doe je ook alsof ons vak alleen maar gaat over ‘dingen doen’. Terwijl ik vind dat de kern van ons vak is: ‘naast vrouwen staan’. Goed onderbouwd niets doen zo lang het kan. Gelukkig zijn er ook veel verloskundigen en gynaecologen die het belang zien van continuïteit van zorgverlener. De hele organisatie van zorg moet dan wel anders en dat is niet gemakkelijk.”
Hoe draagt onderzoek daaraan bij?
“Ik wil onderzoeken hoe we in Nederland die continuïteit van zorgverlener zouden kunnen invoeren en welke effecten dat heeft. En ik wil samen met internationale partners kijken naar wat nou maakt dat die continuïteit van zorgverlener zo belangrijk is. Uit internationaal onderzoek blijkt dat het aantal vroeggeboortes enorm kan verminderen als vrouwen vaste zorgverleners houden. Hoe komt dat? We hebben daar wel ideeën over, zoals dat vrouwen eerder problemen ter sprake brengen bij een vertrouwde zorgverlener, maar we hebben geen harde bewijzen.”
Toch zei je in november 2019 in het AD dat je een kwart van de vroeggeboortes kunt voorkomen als je van het begin tot het eind van de zwangerschap een klein groepje vertrouwde verloskundigen of gynaecologen om je heen hebt.
“Dat blijkt uit onderzoek. In buitenlandse en binnenlandse literatuur zie je dat vrouwen het fijn vinden om hun zorgverlener te kennen. Vertrouwen in je zorgverlener kan je stressniveau omlaag brengen en stress is niet goed voor de zwangerschap. Ik vind het ongelooflijk dat we dit in Nederland nog niet doen. Ik denk dat we dat prima kunnen regelen met elkaar. En het zou heel veel opleveren, want meer dan driekwart van de baby’s die in Nederland overlijden zijn te vroeg geboren. Al zou het maar een kwart van het verwachte effect hebben, dan nog moeten we het doen. Het heeft namelijk geen nadelen en heel veel voordelen.”
Wat nu als dat onderzoek jouw visie onderuithaalt?
“Dan is dat maar zo, ik sta voor de feiten. Wat ik beweer moet ergens op gestoeld zijn. Daar maak ik overigens niet altijd vrienden mee. Zo heb ik veel onderzoek gedaan naar de thuisbevalling. Dat is een emotioneel onderwerp. Er zijn believers, maar er zijn ook mensen die ontzettend tegen zijn. Weinig mensen kunnen daar neutraal naar kijken. Toen ik eraan begon, zeiden collega’s: weet je zeker dat je dit wilt onderzoeken? Want als ik zou vaststellen dat de thuisbevalling onveilig is, zou ik veel vijanden maken onder mijn collega’s. Overigens zagen we dat dus nooit. We zagen dat er geen verschil was in uitkomsten bij bevallingen die thuis of in het ziekenhuis gepland zijn. Toen we daarmee naar buiten kwamen, zeiden mensen die tegen thuis bevallen zijn weer dat ik polariseerde.”
Over polariseren gesproken, hoe zie je de relatie tussen verloskundigen en gynaecologen?
“Ik werk graag samen met gynaecologen. De gynaecologen met wie ik werk zetten hun medische interventies alleen in als ze echt nodig zijn en zijn blij met de ondersteunende zorg die verloskundigen kunnen geven. Dat we volgens de berichtgeving in de media in continue staat van oorlog verkeren vind ik echt fake news.”
De media liegen?
“Een aantal media zijn steeds op zoek naar tegenstellingen. Soms word ik gebeld, maar als ik dan niet wil zeggen dat ik gynaecologen vreselijk vind, dan vinden ze me niet meer interessant. Ze zoeken naar mensen die willen polariseren – over en weer. Veel liever zou ik positieve verhalen over de zorg vertellen. Bijvoorbeeld over de thuisbevalling, zodat mensen daar weer wat meer vertrouwen in krijgen. We zijn er allemaal niet bij gebaat dat we zo tegen elkaar worden opgezet. Ik vind het ook niet stroken met de realiteit, het doet zo’n onrecht aan de werksituatie, het harde werk dat alle gynaecologen en verloskundigen elke dag doen. Bovendien veroorzaakt het onnodig onrust en angst bij zwangere vrouwen. Natuurlijk hebben we zo onze strubbelingen – zoals elk goed huwelijk die kent. Je kijkt allebei vanuit een andere invalshoek. Gynaecologen zijn goed in het oplossen van problemen. Sommigen zeggen: ‘Dat betekent ook dat ik overal een probleem zie. Dus houd vrouwen die nog geen probleem hebben alsjeblieft bij me weg.’ Maar dat betekent niet dat ik alle vrouwen weg wil houden van de gynaecoloog. Het gaat niet over verloskundigen, het gaat niet over gynaecologen, het gaat over die vrouwen. Dat we daar met z’n allen zo goed mogelijk voor zorgen.”